Page 46 - flemenkce
P. 46

belangrijke rol bij vermicompostering. De activiteit neemt af bij een vochtgehalte lager dan

               40% en stopt bijna bij een vochtgehalte lager dan 10% [20, 39].

               Bij de productie van vermicompost is het altijd beter om een vochtige omgeving te behouden,

               maar zonder dat het waterig wordt, omdat dit de hoeveelheid beschikbare zuurstof vermindert.
               Het schudden van het substraat kan helpen bij de noodzakelijke beluchting en verdeling van

               vocht dat zich kan ophopen. Het oppervlak moet het natst zijn, zodat de meeste activiteit daar

               blijft. Je moet op de omgevingstemperatuur letten, vooral in warme periodes, om te voorkomen
               dat  de  wormen  uitdrogen.  Bevochtigde  lappen  of  lagen  karton  of  papier  kunnen  gebruikt

               worden om de vermicompost af te dekken als de omgeving snel uitdroogt.

               Ervaring en observatie zullen ons vertellen of de vochtigheid correct is. Wormenhuid moet er

               nat/vers uitzien. Een hygrometer kan echter handig zijn om de luchtvochtigheid te meten, vooral
               voor beginners. Als je geen hygrometer hebt, kun je een handvol compost in je hand nemen; als

               je er hard in knijpt, moeten er ongeveer 2 of 3 druppels uit je vuist druppelen. Als het er veel

               meer zijn, is de luchtvochtigheid te hoog en is het aan te raden om wat fijngesneden papier of
               karton toe te voegen en dit door de compost te mengen. Als er daarentegen niets uitkomt, is de

               vermicompost te droog en is het aan te raden om wat water toe te voegen.

               Irrigatie van wormen moet gebeuren met niet-gechloreerd water (niet uit de kraan), bij voorkeur

               door  sproeien.  Dit  kan  handmatig  of  met  microsproeiers  in  een  grotere  installatie.
               Druppelbevloeiing is een andere optie, maar dit kan de wormen natuurlijk stress bezorgen. Als

               je met de hand water moet geven, doe dit dan voorzichtig.


               De  irrigatiefrequentie  zal  niet  altijd  hetzelfde  zijn  en  zal  afhangen  van  de
               omgevingstemperatuur, de binnenkant van de hoop, de textuur van de compost, enz. Het kan

               dus om de paar dagen of weken zijn, of slechts enkele uren bij extreme temperaturen. Een vrij
               regelmatige observatie is belangrijk.


               Irrigatie is gerelateerd aan temperatuur, dus dit kan ook enigszins gecontroleerd worden door

               water te geven of te sproeien. De stapel moet indien mogelijk niet onder de 10 graden gehouden
               worden, en voor de meeste soorten ook niet boven de 25 of 30 graden. Als we deze waarden te

               veel overschrijden, naar beneden of naar boven, lopen we het risico dat ze doodgaan.

               4.1.2.  Temperatuur:  De  activiteit,  het  metabolisme,  de  groei,  de  ademhaling  en  de

               voortplanting van regenwormen worden sterk beïnvloed door de temperatuur. Voor een stabiele
               ontwikkeling van regenwormpopulaties mag de temperatuur niet hoger zijn dan 25°C. Hoewel




                                                                                                        38
   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51