Page 45 - flemenkce
P. 45

➢  Een vermestingsbed van 3 cm wordt voorbereid door zaagsel, bladeren, kaf, kokosafval of
                      suikerrietafval op de bodem van het toepassingsgebied te leggen.

                   ➢  Een laag fijn zand (3 cm) moet over het kweekbed worden verspreid, gevolgd door een laag
                      tuinaarde (3 cm).
                   ➢  Alle lagen moeten bevochtigd worden met water.

                   ➢  Gedeeltelijk verteerde materialen verkregen  uit de eerste  stap moeten over het bed worden
                      gelegd.

                   ➢  Er moet water over worden gesproeid om de beschikbaarheid van vocht tot 50% te verhogen.
                   ➢  Volwassen regenwormen worden losgelaten in de bovenste laag van het bed.
                   ➢  Bedden moeten vochtig worden gehouden door (dagelijks) water te sprenkelen en af te dekken

                      met jutezakken/polyetheen.
                   ➢  Regenwormen moeten ongestoord blijven voor hun vermenigvuldiging.
                   ➢  Het bed moet na 30 dagen worden omgedraaid om de beluchting op peil te houden en voor een

                      goede aerobe afbraak.
                   ➢  De volledig bereide vermicompost ziet eruit als donkerbruin gekleurde korrels, die eruit zien als
                      een handvol droge CTC-thee (crush-tear-curl).

                   ➢  De vermicompost is binnen 75-90 dagen volledig bereid.
                   ➢  Als het ruwe materiaal volledig is afgebroken, ziet het er zwart en korrelig uit.

                   ➢  Dan wordt het verder gezeefd en moet het worden gescheiden van elke verontreiniging voordat
                      het in het gewasveld wordt gebruikt.

               4.1. Onderhoud voor Vermicompost

               Het  vermicompostproductieproces  vereist  controle  en  beheersing  van  veel  abiotische  en

               biotische parameters. De belangrijkste abiotische factoren die het vermicomposteringsproces

               beïnvloeden zijn vocht, pH, temperatuur, beluchting, pH-waarde, C:N-verhouding, ammoniak
               en zoutgehalte.


               4.1.1. Vocht: Er bestaat een sterke relatie tussen het vochtgehalte van organisch afval en de
               groeisnelheid    van     regenwormen.      In    een    vergelijkend     onderzoek     naar

               vermicomposteringsprocessen en de groei van regenwormen bij verschillende temperaturen en

               vochtigheidsbereiken  bleek  dat  65-75%  het  meest  geschikte  vochtigheidsbereik  is  bij  alle
               temperatuurbereiken  voor  vermicompostering  [38].  Het  strooisel  dat  wordt  gebruikt  voor

               vermicompostering moet voldoende vocht kunnen vasthouden, omdat regenwormen ademhalen
               via hun huid en een vochtgehalte in het strooisel van minder dan 45% fataal kan zijn voor de

               wormen. Hoewel epigene soorten, E. fetida en E. andrei vochtigheidsgraden tussen 50% en

               90% kunnen overleven, groeien ze sneller tussen 80% en 90%. De bacteriën spelen ook een



                                                                                                        37
   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50