Page 18 - flemenkce
P. 18
Regenwormen hebben borstelharen, setae genaamd, waarmee ze zich in de grond kunnen
ingraven. Regenwormen helpen de bodem te beluchten en te verrijken.
Ecologie: De wetenschap van de onderlinge relaties tussen levende wezens en hun omgeving.
Ei: Een vrouwelijke geslachtscel die zich kan ontwikkelen tot een organisme wanneer ze
bevrucht wordt door een zaadcel.
Eierdoos: Zie cocon.
Eisenia fetida: Wetenschappelijke naam voor een van de verschillende soorten rode wormen
die gebruikt worden voor vermicompostering. De kleur varieert van paars, rood, donkerrood tot
bruinrood, vaak met afwisselende gele banden tussen de segmenten. Komt voor in mest,
composthopen en rottende vegetatie met een hoog vochtgehalte. Wordt vaak gekweekt op
regenwormboerderijen.
Milieu: Omgeving, habitat.
Uitscheiden: Afval scheiden en lozen.
Experiment: Onderzoek uitvoeren door variabelen te manipuleren om specifieke vragen te
beantwoorden, uitgedrukt in stellingen die hypothesen worden genoemd.
Uitwerpselen: Afval dat via de anus uit de darm komt. Mest. Uitwerpselen van wormen.
Bemesten: Voedingsstoffen leveren aan planten of een ei bevruchten.
Voedselketen: De volgorde gedefinieerd door wie wie eet, te beginnen met een producent
(groene plant).
Voedselweb: De volgorde die wordt bepaald door wie wie eet, te beginnen met producenten en
dan verder door verschillende niveaus van consumenten, inclusief ontbindende stoffen en
roofdieren. Veel organismen kunnen meer dan één niveau van consument zijn, afhankelijk van
het feit of ze een plant eten, een micro-organisme dat een plant heeft gegeten, of een dier dat
het micro-organisme heeft gegeten dat de plant heeft gegeten. Een voedselweb beschrijft
complexere verbanden en onderlinge relaties dan een voedselketen.
Schimmels: Een grote groep organismen die zich voortplanten door middel van sporen. De
groep omvat paddenstoelen, paddenstoelen, schimmels en meeldauw.
Schimmel: Het meervoud van schimmel is fungi.
10